Voorstel van resolutie
van de dames Katrien Schryvers, Else De Wachter en Vera Jans,
de heren Tom Dehaene en John Crombez
en de dames Danielle Godderis-T’Jonck en Helga Stevens
betreffende een sensibiliserend en ondersteunend beleid rond eetstoornissen
Het Vlaams Parlement,
– gelet op:
1° het decreet van 21 november 2003 betreffende het preventieve gezondheidsbeleid,
op grond waarvan de Vlaamse Regering initiatieven moet nemen ter preventie van
psychische aandoeningen en waarbij die initiatieven betrekking kunnen hebben op:
a) het voorkomen van psychische aandoeningen door in te grijpen op determi-
nanten en bronnen van gevaar of bedreigende factoren;
b) het opsporen van psychische aandoeningen in een zo vroeg mogelijk stadium
(artikel 69);
2° het decreet van 3 maart 2004 betreffende de eerstelijnsgezondheidszorg en de
samenwerking tussen de zorgaanbieders, op grond waarvan zorgverstrekkers in de
eerstelijnsgezondheidszorg:
a) de eerste deskundige opvang bij gezondheidsproblemen moeten aanbieden;
b) gebruikers met acute of chronische gezondheidsproblemen moeten verzorgen,
begeleiden en volgen;
c) moeten bijdragen tot het voorkomen van het ontstaan of het verergeren van
gezondheidsproblemen;
d) de gebruikers bij de zelfzorg, de mantelzorgers, de vrijwilligers en andere zorg-
aanbieders moeten ondersteunen;
e) hun eigen aandeel in het zorgcontinuüm moeten opnemen (artikel 4, §1);
3° het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding,
op grond waarvan een centrum initiatieven moet nemen om de gezondheid, groei
en ontwikkeling van de leerlingen te bevorderen, te bewaken en te behouden, wat
onder meer impliceert dat het centrum systematisch en vroegtijdig stoornissen
opspoort op het vlak van gezondheid, groei en ontwikkeling zodat de leerling of
de ouders tijdig die stoornissen kunnen laten behandelen;
4° het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juli 2009 tot vaststelling van de operati-
onele doelstellingen van de centra voor leerlingenbegeleiding, op grond waarvan:
a) bij de algemene en gerichte consulten het gewicht van de leerlingen moet wor-
den vastgesteld;
b) bij de algemene consulten vragen over voedingsgewoonten moeten worden
gesteld aan de leerlingen uit:
i) het vijfde jaar lager onderwijs of, voor het buitengewoon onderwijs, het
kalenderjaar waarin de leerling elf jaar wordt;
ii) het eerste jaar secundair onderwijs of, voor het buitengewoon onderwijs, het
kalenderjaar waarin de leerling dertien jaar wordt;
iii) het derde jaar secundair onderwijs of, voor het buitengewoon onderwijs, het
kalenderjaar waarin de leerling vijftien jaar wordt;
5° het decreet van 18 mei 1999 betreffende de geestelijke gezondheidszorg, op grond
waarvan:
a) de geestelijke gezondheidszorg de opdracht heeft verantwoorde zorg aan te bie-
den met het oog op het herstel van het psychische evenwicht of het draaglijk
maken van psychische stoornissen voor patiënten en hun leefomgeving, opdat
aldus patiënten competenties verwerven of ontwikkelen die de basis vormen
voor hun emancipatie en hun maatschappelijk geïntegreerd functioneren (arti-
kel 7, §1);
b) de Vlaamse Regering overeenkomsten kan sluiten met de voorzieningen en
diensten of initiatieven die op basis van hun specifieke deskundigheid en erva-
ring met betrekking tot specifieke doelgroepen en/of problematieken, in Vlaan-
deren een bijdrage leveren tot verwezenlijking van die opdracht (artikel 7, §3);
c) een centrum voor geestelijke gezondheidszorg een multidisciplinair team voor
de geestelijke gezondheidszorg van kinderen moet aanwijzen (artikel 9, §1, 6°);
d) de Vlaamse Regering extra taken kan opdragen aan de centra voor geestelijke
gezondheidszorg ten behoeve van specifieke doelgroepen, problematieken of
regionale behoeften, of in geval van acute crisissituaties (artikel 9, §2);
e) een centrum voor geestelijke gezondheidszorg de eerste intakegesprekken en
daaropvolgend de eventuele zorgverlening moet aanvatten binnen een redelijke
termijn na de eerste aanmelding (artikel 11, §2);
6° artikel 107 van de wet van 10 juli 2008 betreffende de ziekenhuizen en andere
verzorgingsinrichtingen, gecoördineerd op 10 juli 2008, op grond waarvan een
koninklijk besluit in specifieke financieringswijzen kan voorzien om, op experi-
mentele basis en beperkt in de tijd, een prospectieve en programmageoriënteerde
financiering van zorgcircuits en netwerken mogelijk te maken;
7° de beleidsnota Welzijn, Volksgezondheid en Gezin 2009-2014, waarin onder meer
gesteld wordt dat het aanbod van de centra voor geestelijke gezondheidszorg moet
worden aangestuurd opdat het toegankelijk en beschikbaar zou zijn in een zo
vroeg mogelijk stadium van psychopathologie;
8° de beleidsbrief Welzijn, Volksgezondheid en Gezin 2010-2011, waarin onder meer
aangekondigd wordt dat:
a) het aanbod van de centra voor geestelijke gezondheidszorg in 2011 uitgebreid
zal worden, onder meer naar de doelgroep kinderen en jongeren;
b) de mogelijkheden van de samenwerking tussen centra voor geestelijke gezond-
heidszorg en zelfstandige psychologen zal worden onderzocht;
c) de samenwerking tussen algemene en psychiatrische ziekenhuizen zal worden
aangemoedigd om een betere afstemming, continuïteit en doorstroming van de
zorg voor personen met psychische problemen te realiseren;
9° het Vlaams actieplan ‘Voeding en Beweging’ 2009-2015 waarin gesteld wordt dat
het engagement van diëtisten in Vlaanderen met betrekking tot vroegdetectie van
eet- en gewichtsproblemen in samenwerking met Eetexpert vzw en volgens het
‘stepped care model’ ondersteund zal worden;
10° het eindrapport van de Werkgroep Geestelijke Gezondheidszorg in voorbereiding
op de Conferentie Eerstelijnsgezondheidszorg van 11 december 2010, in het bij-
zonder wat de ontwikkeling van de eerstelijnspsychologie in Vlaanderen betreft;
– overwegende dat:
1° drie types van eetstoornissen worden onderscheiden: anorexia nervosa, boulimia
nervosa en niet nader omschreven eetstoornissen, waarvan ook eetbuistoornis
(binge eating disorder) deel uitmaakt;
2° anorexia nervosa en boulimia nervosa zich kenmerken door het dwangmatig
beheersen van het lichaamsgewicht via het eetpatroon, waarbij iemand met ano-
rexia nervosa weigert het lichaamsgewicht te handhaven op of boven het voor de
leeftijd en lengte normale gewicht en waarbij iemand met boulimia nervosa dwang-
matige eetbuien heeft waarbij in korte tijd veel wordt gegeten, afgewisseld met
pogingen om de gevolgen van eetbuien voor het gewicht te compenseren (onder
meer door zelfopgewekt braken en/of laxeren);
3° genetische factoren een belangrijke rol spelen bij het optreden van anorexia ner-
vosa en dat omgevingsfactoren, een slankheidcultus, stresserende levensgebeurte-
nissen, seksueel misbruik of misbruik in het algemeen grote risicofactoren vormen;
4° de slankheidcultus een grote invloed heeft op jongere vrouwen omdat slank zijn
geassocieerd wordt met sociaal aantrekkelijk zijn en dat die invloed door modebla-
den en vrouwelijke modellen, maar evenzeer door de media in het algemeen, het
gezin en de peergroup, de voedings- en de cosmetica-industrie wordt uitgeoefend;
5° er een onderscheid moet worden gemaakt tussen een gewichtsprobleem en ern-
stige eetstoornissen, die vaak – maar niet steeds – met gewichtsproblemen gepaard
gaan. De grootste groep, de boulimia nervosa, heeft bijvoorbeeld meestal een ide
aal gewicht en is dus niet herkenbaar aan de hand van het gewichtscriterium;
6° eetstoornissen geen ‘tendentieuze’ aandoeningen zijn, maar een ernstige bedreiging
vormen voor de fysieke en psychische gezondheid van mensen (bijvoorbeeld hart-
falen, verhoogd suïciderisico en permanente osteoporose) en ingrijpende gevolgen
hebben op het functioneren van gezinnen;
7° anorexia nervosa en boulimia nervosa onder de psychiatrische stoornissen een
hoge mortaliteit kennen (10%) (W. Vandereycken en G. Noordenbos, Handboek
Eetstoornissen, Utrecht, De Tijdstroom, 2008, 44-45), en een meisje met anorexia
een 12 keer hogere kans heeft om te overlijden dan een gezonde leeftijdsgenoot en
een 6 keer hogere kans dan een vrouw met schizofrenie (E. Van Furth, Centrum
voor Eetstoornissen Ursula, KRO Vel over Probleem, uitzending 15 juli 2009). De
‘standard mortality ratio’, de kans dat men vroegtijdig sterft, ligt voor anorexia
nervosa 12 maal hoger dan bij leeftijdsgenoten en 2 maal hoger dan bij andere psy-
chiatrische stoornissen. Het risico op suïcide ligt 33 maal hoger dan bij leeftijds-
genoten en 1,5 maal hoger dan bij een majeure depressie. Er is een zeer complexe
lichamelijke en psychologische comorbiditeit, dat wil zeggen dat de patiënten naast
de lichamelijke complicaties vaak ook depressief en angstig zijn. De behandelings-
duur is gemiddeld 5 tot 6 jaar. De helft van de patiënten herstelt na de behande-
ling, 30% verbetert en 20% blijft chronisch met de aandoening kampen;
8° er een beperkte maar stijgende incidentie wordt vastgesteld voor anorexia nervosa;
9° er een tendens wordt vastgesteld waarbij de leeftijd waarop jongeren een eetstoor-
nis ontwikkelen naar beneden blijft gaan;
10° jongeren met overgewicht een specifiek risico vormen voor het ontwikkelen van
eetstoornissymptomen (zoals controleverlies over eten);
11° wetenschappelijk onderzoek aangeeft dat België het in vergelijking met Nederland
slechter doet wat het aantal eetstoornispatiënten betreft (Preti e.a., ‘The epidemio-
logy of eating disorders in six European countries: Results of the ESEMed-WMH
project’, Journal of Psychiatric Research 2009, 1125-1132);
12° bij ongeveer 16% van de meisjes uit het derde middelbaar een objectief gewichts-
probleem wordt vastgesteld, waarbij 6,9% een body mass index (BMI) heeft onder
18 en waarbij 2,5% lijdt aan anorexia nervosa;
13° 2,7% van de Vlamingen een BMI van 18,5 of lager heeft (ondergewicht) en dat
ondergewicht vaker voorkomt bij Vlaamse vrouwen (3,9%) tegenover 1,4% bij de
Vlaamse mannen (Gezondheidsenquête, 2008), met dien verstande dat die cijfers
slechts een indicatie geven van de prevalentie van eetstoornissen en dat niet ieder-
een met ondergewicht een eetstoornis heeft, maar dat ook mensen met een ‘nor-
male’ BMI (tussen 18,5-25) aan een eetstoornis kunnen lijden;
14° mensen met een eetstoornis vaak te lang wachten om hulp te zoeken;
15° naar schatting slechts een op de drie patiënten met een eetstoornis hulp zou zoeken
voor de problematiek en dat cijfergegevens over de instroom van patiënten met
eetstoornissen in de gezondheidszorg ontoereikend zijn;
16° de behandeling een multidisciplinaire aanpak vergt, gericht op herstel van het
gewicht, normaliseren van het eetpatroon en verbeteren van het psychosoci-
aal functioneren in het kader van een poliklinische behandeling (outpatient
treatment), met de mogelijkheid tot residentiële opvang indien de behandeling dat
vergt;
17° er op het ogenblik geen wetenschappelijk gefundeerde evidentie is voor een farma-
cologische behandeling of meerwaarde van een combinatie van een farmacologi-
sche behandeling en een psychologische begeleiding voor anorexia nervosa, maar
wel voor een stapsgewijze behandeling voor boulimia en eetbuistoornis;
18° mensen met eetstoornissen vroegtijdig en in eigen streek adequate en betaalbare
zorg moeten kunnen vinden;
19° de overgrote meerderheid van de personen die behandeld worden in een centrum
voor geestelijke gezondheidszorg, vrouwen zijn;
20° Eetexpert.be vzw het volgende deed of doet, namelijk:
a) een convenant sloot met de Vlaamse Gemeenschap dat gericht is op de professi-
onalisering en de uitbouw van een getrapt systeem voor vroegdetectie en vroeg-
interventie van eet- en gewichtsproblemen voor alle leeftijdsgroepen;
b) zich richt tot onder andere intermediairen (huisartsen en kinderartsen, diëtis-
ten, medewerkers van de centra voor leerlingenbegeleiding, centra geestelijke
gezondheidszorg, psychologen en psychiaters), partnerorganisaties, organisaties
met terreinwerking en de Logo’s (locoregionaal gezondheidsoverleg en -organi-
satie);
c) stappenplannen (‘draaiboeken’) ontwikkelde voor diverse actoren;
21° het convenant met Eetexpert vzw eind 2010 afloopt maar met een jaar zal worden
verlengd in afwachting van de oproep tot het sluiten van een nieuwe beheersover-
eenkomst voor dit beleidsthema;
22° er, in samenwerking tussen K.U.Leuven, UGent, VUB en UIA, een Vlaamse Aca-
demische Werkgroep voor Eetstoornissen (VAWE) is opgericht die functioneert als
neutraal en wetenschappelijk overlegplatform voor professionele hulpverlening en
wetenschappelijk onderzoek in het kader van het ‘evidence based’ behandelen van
eetstoornissen;
23° het aanbod van de gespecialiseerde opnameafdelingen voor eetstoornissen geen
optimale territoriale spreiding kent in Vlaanderen (Tienen, Kortenberg, Gent en
Lede voor plus-16-jarigen en Antwerpen en Jette voor min-18-jarigen);
24° het aanbod aan geestelijke gezondheidszorg voor kinderen en jongeren in de
Vlaamse Gemeenschap zwaar onder druk staat;
25° voor de Vlaamse Gemeenschap de minister van Welzijn, Volksgezondheid en
Gezin in 2006 een charter heeft ontwikkeld voor de uitgevers, de mode-ontwerpers
en de modellenbureaus waarin zij zich ertoe verbinden modellen met een gezonde
BMI in te zetten en dat dat charter reeds door heel wat van die actoren onderschre-
ven is;
26° AN-BN (Vereniging Anorexia Nervosa – Boulimia Nervosa vzw) een zelfhulp-
groep is die ondersteuning biedt bij eetstoornissen (onder meer door middel van
een inloopmobiel) en dat BAAN Chloë (Betere Aanpak Anorexia Nervosa) een
belangengroep is die ijvert voor een betere behandeling van eetstoornissen, meer
communicatie tussen hulpverleners en een uitbreiding van het behandelaanbod
(meer plaatsen);
27° het inschakelen van zelfhulp een positieve invloed kan hebben op het motivatie-
proces, op de afname van symptoomgedrag en op terugvalpreventie, waarbij als
positieve aspecten worden genoemd: meer zelfvertrouwen en zelfrespect, verbeterd
sociaal leven, minder negatieve gevoelens, meer positieve gevoelens, beter en mon-
diger gebruik van bestaande reguliere hulpverlenende instanties, minder terugval
en een vermindering van het aantal psychiatrische opnames (Multidisciplinaire
Richtlijn Eetstoornissen, Trimbos-Instituut 2006, 189-197);
28° wetenschappelijk onderzoek aangeeft dat het inschakelen van het gezin als co-the-
rapeut effectiever is in de behandeling van adolescenten met anorexia nervosa dan
een individuele behandeling waarbij de klemtoon ligt op autonomie en zelfcon-
trole (J.L. Lock e.a., ‘Randomized clinical trial comparing family-based treatment
with adolescent-focused individual therapy for adolescents with anorexia nervosa’,
Archives of General Psychiatry, 4 oktober 2010, 67(10), 1025-1032);
– vraagt de Vlaamse Regering:
1° in te zetten op de sensibilisering van kinderen en jongeren en de brede bevolking
over gezond en problematisch eetgedrag, erop toeziend dat geen averechtse effecten
optreden ten aanzien van mensen die lijden aan een eetstoornis, en in het mediabe-
leid afspraken na te streven met de diverse media in verband met de berichtgeving
over eetstoornissen;
2° erop toe te zien dat:
a) bij het inzetten van preventiemethodieken rond voeding en beweging op gezond
eetgedrag, ondergewicht en overgewicht te focussen en in dat verband een holis-
tische visie op mens, psyche en lichaam aan te houden;
b) de preventie van eetstoornissen gericht is op het bevorderen van zelfvertrouwen
en een positieve lichaamsbeleving, bijvoorbeeld in het onderwijs, en het uitbrei-
den van vaardigheden om met problemen om te gaan;
3° de mogelijkheden van vroegdetectie te maximaliseren;
4° in het sportbeleid te letten op het verband tussen excessieve sportbeoefening met
een extreme focus op gewicht en eetstoornissen;
5° wetende dat Eetexpert vzw voor de centra voor leerlingenbegeleiding een draai-
boek over vroegdetectie opstelde, na te gaan of en in welke mate de medische con-
sulten bij de centra geoptimaliseerd moeten worden met het oog op de detectie van
eetstoornissen bij kinderen en jongeren;
6° wetende dat Eetexpert vzw voor de centra voor geestelijke gezondheidzorg een
draaiboek over herkenning en aanpak opstelde, na te gaan of en in welke mate
de hulpverlening bij de centra geoptimaliseerd moet worden met het oog op een
goede inschatting en behandeling van eetstoornissen bij kinderen en jongeren;
7° in samenspraak met de federale overheid, de betrokken academici (onder andere
de Vlaamse Academische Werkgroep voor Eetstoornissen), beroepsgroepen, koe-
pelorganisaties en voorzieningen, zelfhulpgroepen en Eetexpert vzw na te gaan hoe
de zorgverlening aan mensen met eetstoornissen in kwantitatieve en kwalitatieve
zin verbeterd kan worden, onder meer vanuit:
a) de ontwikkeling in de geestelijke gezondheidszorg naar zorgcircuits en zorgnet-
werken;
b) een evaluatie van het bestaande aanbod van geestelijke gezondheidszorg voor
kinderen en jongvolwassenen in de Vlaamse Gemeenschap;
c) het streven naar een optimale territoriale spreiding van het gespecialiseerde
aanbod van professionele hulpverlening en zelfhulpverlening;
d) een evaluatie van het proefproject in de regio Leuven dat de werkwijze voor een
goede gestroomlijnde vroegdetectie en -interventie van en bij eet- en gewichts-
problemen uittest;
8° in het gezondheidsbeleid rond eetstoornissen de aandacht voor gezinsleden en de
andere naasten van de patiënt niet te veronachtzamen, daarbij de ondersteunende
werking van zelfhulp te erkennen en maatregelen te treffen om de ouders actief te
betrekken bij de therapie en om in opvoedkundige begeleiding te voorzien;
9° blijvend in te zetten op deskundigheidsbevordering rond eetstoornissen, in het bij-
zonder bij eerstelijnsgezondheidswerkers, en vanuit die optiek bij te dragen tot een
verhoogde bekendheid van Eetexpert vzw en de Vlaamse Academische Werkgroep
voor Eetstoornissen en de bestaande draaiboeken of stappenplannen bij de eerste-
lijnsgezondheidswerkers. In het bijzonder moet ook de huisarts mee in dat perspec-
tief opgenomen worden, aangezien een goed medisch basistoezicht, naast de meer
gespecialiseerde behandelaspecten, een kritische succesfactor is;
10° verder in te zetten, volgens een programmatie, op de uitbouw van het aanbod van
de centra voor geestelijke gezondheidszorg, in het bijzonder voor kinderen en jon-
geren, met expliciete aandacht voor al dan niet gemaskeerde eetstoornissen;
11° te zorgen voor een goede samenwerking tussen diverse beroepsgroepen en voor-
zieningen op het vlak van de detectie en behandeling van eetstoornissen en in het
onderzoeken van de mogelijkheden van samenwerking tussen centra voor geeste-
lijke gezondheidszorg en zelfstandige psychologen oog te hebben voor de behande-
lingsbehoeften van mensen met eetstoornissen;
12° in het aanmoedigen van de samenwerking tussen algemene en psychiatrische zie-
kenhuizen oog te hebben voor de behandelingsbehoeften van mensen met eetstoor-
nissen, en in voorkomend geval aan te sturen op het verruimen van mogelijkheden
voor daghospitalisatie in samenspraak met de andere ambulante zorgactoren;
13° in samenspraak met de federale overheid een interorganisationeel traject aan
te moedigen met het oog op doelmatige, tijdige en correcte zorg, rekening hou-
dende met continuïteit en transities, waarin zowel eerste-, tweede- en derdelijns-
hulpverleningsinstanties hun meest geëigende opdrachten opnemen;
14° na te gaan of en hoe de registratie van eetstoornissen en van de doodsoorzaken in
de Vlaamse Gemeenschap verfijnd kan worden, in het bijzonder met betrekking
tot de incidentie van eetstoornissen bij mensen die door zelfdoding uit het leven
stappen;
15° er bij de Federale Regering op aan te dringen om:
a) maatregelen te treffen voor een betere vroegdetectie van ernstige eetstoornissen
door zorgverstrekkers op dat vlak beter op te leiden en het Kenniscentrum voor
de Gezondheidszorg te laten onderzoeken welk diagnostisch instrument artsen
daarvoor het beste kunnen hanteren;
b) een zorgprogramma te erkennen, op advies van het Kenniscentrum voor de
Gezondheidszorg, en in financiering te voorzien voor een poliklinische behan-
deling, met een residentiële back-up, door een professioneel multidisciplinair
team onder leiding van een psychiater of klinisch psycholoog, met een speciali-
satie in de psychotherapeutische aanpak en de behandeling van eetstoornissen;
c) maatregelen te nemen om te komen tot de erkenning en financiering van ken-
niscentra die de preventie, diagnose en behandeling van eetstoornissen onder-
zoeken en bewaken en die de verworven inzichten en methodieken aan de
verschillende lijnen in de gezondheidszorg doorgeven;
d) de financiële toegankelijkheid tot de gezondheidszorg voor mensen met eet-
stoornissen te bewaken, en te voorzien in een tegemoetkoming in de kosten
voor ambulante psychologische behandeling;
e) bij de eventuele ontwikkeling en in voorkomend geval de ondersteuning van de
eerstelijnspsychologie, de vroegdetectie van eetstoornissen in de opdrachtsom-
schrijving op te nemen.
Katrien SCHRYVERS
Else DE WACHTER
Vera JANS
Tom DEHAENE
John CROMBEZ
Danielle GODDERIS-T’JONCK
Helga STEVENS